Mijn oma Cato, een inspiratiebron voor het koken
Het leven kan vreemde wendingen nemen. Ik had nooit gedacht dat ik voor groepen mensen, een aantal maanden per jaar twee keer daags, zou koken in een mini-keukentje in Griekenland – iets wat ik op de open-retraiteweken in Artisa regelmatig en met veel plezier doe.
Vaak als ik daar sta te koken gaan mijn gedachten naar mijn oma Cato. In haar vooroorlogse keuken werd er ’s middags een complete maaltijd gekookt voor haar tien kinderen, haar man en het personeel uit de timmerwerkplaats. Naarmate de jaren vorderden breidde de groep zich uit met vrienden, vriendinnen, toekomstige echtgenoten(s), een zwerver, soms een priester en een aantal onderduikers in de oorlog.
Oma kookte. Met haar grote gezin had ze een huishoudelijke hulp en personeel voor de winkel, maar oma kookte.
Het bijzondere voor die tijd was dat ze een opleiding genoten had in een gerenommeerd hotel in Valkenburg. Meisjes van ‘gegoede stand’ werden daar naartoe gestuurd en verbleven een tijdlang ‘intern’ voor een gedegen kookopleiding, waar ze keihard moesten werken. Waarschijnlijk was ze daar om later recepties en diners voor haar man te kunnen organiseren. Die draai geef ik er nu maar aan. Maar ze trouwde een eenvoudige meubelmaker, die zich de kookunsten van zijn vrouw liet welgevallen.
Oma genoot van haar opleiding, ondanks of dankzij het harde werken. Kookte het gros van haar provinciegenoten de Limburgse pot, mijn oma experimenteerde. Nieuwe groenten en spijzen kwamen er op tafel. Zelfs in de oorlog gaf ze haar laatste geld uit aan iets lekkers. Zo betaalde mijn moeder, die het eten voor het hele gezin bij elkaar moest zien te scharrelen, in de oorlogsjaren, een gulden voor een ei. Een vermogen in die tijd. ‘Tja,’ zei oma, ‘dat moet dan maar.’ Tien zorgvuldig gespaarde guldens gingen op aan tien eieren. Qua koopkracht zou dat vergelijkbaar zijn met zeventig euro nu. Ik kan me voorstellen dat een ei daarna nooit meer zo lekker gesmaakt heeft als dat ei, met moeite bij een gierige boer vandaan gehaald.
Een van mijn zussen, die als kind regelmatig bij oma logeerde vertelde me laatst smaakvol dat ze daar voor de eerste keer Parmezaanse kaas kregen. Met de neus dicht, vanwege die vreemde, scherpe geur at ze het op. Ze bleef dooreten omdat ze wel proefde hoe lekker het was.
Als kind ging ik regelmatig met mijn moeder bij oma op bezoek, in dat grote huis met de meubelwinkel aan de voorkant en de werkplaats aan de achterkant. We werden er altijd hartelijk ontvangen, maar van mijn oma kreeg ik weinig hoogte. Bij aankomst zei oma vrijwel direct tegen één van ons: “kind kéèr d’n plaats us effe”, wat betekende dat je de binnenplaats moest vegen. Voor je het wist stond je met de bezem in je hand. Ze was niet echt lief. Er was een afstand voelbaar en ik voelde me niet gezien door haar.
Tot het moment dat ze me uitnodigde in haar keuken. Ik had tegen haar geklaagd dat ik graag rijstepap at, de enige papsoort die ik überhaupt lustte, maar dat mijn moeder dat nooit maakte.
Ik werd haar heiligdom binnen gebracht en daar, aan het aanrecht zag ik een vrouw die de kunde van het mengen, van intuïtief de juiste hoeveelheden toevoegen, van het geduldig roeren, ruiken en proeven beheerste. Ineens zag ik de toewijding die ze in al die dagelijkse maaltijden stopte. Ze liet me zien wat er in het rijstepaprecept zat. ‘Het belangrijkste,’ vertelde ze me, ‘is vooral veel geduld.’ Iets waar we in mijn familie niet rijkelijk mee bedeeld zijn. Wat ze niet benoemde, maar wat ik als twaalfjarige vaag aanvoelde, was de liefde, de onvoorwaardelijke liefde, die ze al roerend in de pot stopte. Wat smaakte de rijstepap romig, zoet en vol, met precies de juiste consistentie.
Mijn oma zag ik daarna met andere ogen. We hadden een verbond gesloten in die eenvoudige keuken. Hoewel ze meer dan dertig kleinkinderen had, voelde ik ineens een bijzondere band.
Jarenlang heb ik me afgevraagd wat het recept van de rijstepap was; ik had het niet opgeschreven. En laat nu een andere zus een oud receptenschrift van oma hebben, waar ik tot mijn verrassing in een keurig, schuin geschreven handschrift een aantal variaties op het rijstepaprecept tegenkwam. Geschreven in oud Nederlands en Frans, de internationale voertaal in die tijd.